Running Nu
Call Us Free: 1-800-123-4567

De zoen van Mevrouw Knippenberg

De zoen van Mevrouw Knippenberg

Natuurlijk, de berichten vanuit de nacht zijn niet om blij van te worden. Slecht strand, zwaar, wind tegen. Maar dat is vrijdagnacht en nog voor IJmuiden. Het lijkt een moeilijke JKM te zijn voor de mannen en vrouwen die zich wagen aan de 100 mijlen. Ontspannen start ik voor de halve versie. Vijftig mijl, tachtig komma vijf kilometer. Een paar weken geleden had ik, kijkend naar de startlijst, mijzelf een plekje bij de eerste vijf bedacht. Maar met een linkerhamstring die zeurt bij tempo’s van boven de vijftien per uur en een Zes Uursloop van Stein die niet uit mijn systeem wil ben ik niet super. Ik zie in de Egmondstraat, enkele meters na het startschot de eerste lopers al bij mij weglopen. Nu is er altijd een deel dat te hard start. Ik kies mijn eigen tempo en loop in eigen wereld. Altijd aardig als medelopers een praatje maken maar van mij hoeft het niet. Laat mij maar mijn wereld zo klein mogelijk houden.

Na ruim twintig kilometer is het duidelijk, dit zal niet mijn gloriemoment worden. De wind giert in de rondte. Windkracht vier, vijf. Wat maakt het uit. Het is een herrie en af en toe voel ik het zand stralen op mijn schenen. Als één van de weinigen loop ik in korte broek. Wel met handschoentjes en armstukken aan. Met het idee dat die straks in mijn rugzakje gepropt moeten worden. Maar dat gebeurt niet. De wind is te guur.
Ik zoek naar het juiste stuk strand, waar is het beloopbaar. Soms gaat het lang goed, maar geregeld loop ik weer te ploeteren door het mulle zand. Het tempo is er helemaal uit. Mijn hamstring zeurt, maar niet zo erg dat er niet gelopen kan worden. Tempo’s van boven de vijftien in het uur red ik toch niet.

Ik probeer onderweg mijn topografische kennis van Nederland op peil te krijgen. Ik weet in Nederland redelijk de weg, maar met kustplaatsen lukt het nooit. Als Hellevoeter kwam ik vroeger nooit verder dan het strand van Voorne. In badplaatsen kwam ik nooit. Maar ook nu weet ik het niet. Egmond herken ik wel. Dat zie ik van mijlenver liggen en het komt maar niet dichterbij. En dat gevoel gaat de hele dag overheersen. Je ziet een herkenningspunt maar mijn god, wat duurt het lang voordat je er echt vlak bij bent.

Het JKM is nu geen wedstrijd meer tussen mij en andere lopers maar tussen mijn emotie en verstand. De laatste is helder, dit is onzin. Dit is geen hardlopen, dit is ploeteren over een zandvlakte. Vaak als ik het moeilijk heb weet ik mijzelf te overtuigen dat ik dit echt zelf wil en dus niet moet zaniken. Maar nu hoor ik mijn verstand daar niet over. Verstand op nul dus. Halverwege is het simpel. Veertig kilometer terug staat mijn auto. Veertig kilometer verderop heb ik een kamer geboekt in een hotel en is de finish. En wat ik hoopte gebeurt. Ik zie Jolanda Linschooten, Frank van Zwol en Ton Peters bij de drankpost. Jolanda is een echte bikkel dus klagen is zinloos. Ook van Ton verwacht ik geen medelijden. En gelukkig, hij beaamt dat hij mij eerder had verwacht. Knop om, overlevingsmodus aan. De deadline sluipt naderbij. Ik moet om zes uur in IJmuiden zijn en loop nu 25 minuten voor op dat schema. Niet verzaken, lopen van post naar post.
En zo tel ik door, Post 11, Post 12, Post 13. En dan Den Helder. Bij de Hondsbossche Zeewering mag ik van het strand af. Maar na een paar kilometer op die verschrikkelijke asfaltdijk verlang ik weer naar het strand.
Van dat laatste verlangen heb ik snel spijt. De vloed zorgt ervoor dat er een slecht beloopbaar stuk strand overblijft. Het zij zo. Elke meter is er eentje, soms beloopbaar, maar steeds vaker niet.
De laatste kilometers over de dijk bij Den Helder zijn lang, maar ik beweeg mij weer voort als een loper. “Nog zeshonderd meter!” roept een uitgestapte loopster mij toe. “Nog twee kilometer!” vertelt twee minuten later een fotograaf mij. Dat laatste klopte.

Ruim negen uur na de start ontvang ik de zoenen van Mevrouw Knippenberg.

 

 

 

Jan Knippenberg schreef ooit: “de finish is niet het einde van het lopen”. Daar dacht de hoteleigenaar in Den Helder toch anders over toen ik voor de tweede keer flauw viel in zijn restaurant. Ruim twee uur na mijn finish van de JKM zat ik gewassen en wel aan het diner in het restaurant van mijn hotel. De mosterdsoep smaakte prima, het glas Palm ook. Maar ik voelde mij langzaam aan wat misselijk worden. Ik besloot mijn pangasiusfilet maar af te bestellen en naar mijn kamer terug te gaan. Zover ben ik dus niet gekomen.

De ambulancebroeder kijkt mij vreemd aan als ik vertel dat ik uit IJmuiden ben komen lopen en dat het best wel waaide onderweg. Hij test mijn glucosegehalte, meet mijn bloeddruk en maakt een hartflimpje. Weinig spannends, glucose is prima, bloeddruk goed, het hartfilmpje iets afwijkend maar dat zouden de elektrolyten wel eens kunnen zijn. Maar om mij nu in het hotel achter te laten is ook weer zo wat. Dus mag ik mee, in de ambulance. Een paar minuten later lig ik op de eerste hulp van het Geminiziekenhuis. De zuster vraagt of die tachtig kilometerloop net zo lang is als de marathon. De verbazing op haar gezicht spreekt boekdelen. “En ik was zo blij met mijn vier kilometer van vorige week” fluistert ze even later een collega toe. Een uurtje later komt de arts langs, klein van stuk. “U heeft de Jan Knippenberg gelopen?” Een kenner. Deze dame was leerlinge van Jan Knippenberg op Texel geweest en had de eerste keer meegelopen in de estafette. De wereld is dus niet zo heel groot. Ze vertelt dat ik mag blijven, want alleen op een hotelkamer is ook niet handig en het is tenslotte al bijna half twaalf. Ik vind het prima, ik voel mij prima, maar ik wil gewoon slapen.
Van slapen komt niet heel veel. Een infuus in mijn linkerhand, met een druppelsnelheid van één druppel per paar minuten maakt het niet makkelijker. Aan mijn borst hangen allerlei draadjes verbonden met een metertje. Halverwege de nacht blijken de batterijen van die meter leeg te zijn. Een mooi moment om te vragen om oordopjes, mijn buurman snurkt enorm. Een uurtje later weer een zuster aan mijn bed. Of ze bloed mag tappen. Mag je nee zeggen? Ik geloof van niet.
Maar gelukkig houden ze in Den Helder van uitslapen. Om acht uur staat de zuster met het Paasontbijt naast mijn bed. Een eitje en een minipaasstol. Het smaakt prima, maar zeker ook naar meer. De laatste grote maaltijd was de dag voor de JKM en het hongergevoel begint aardig te knagen. Moet ik de zuster bellen om meer? Hoe werkt dat in een ziekenhuis? Ik stuur mijn vrouw een sms. Ze is met de trein onderweg van Rotterdam naar Den Helder. Of ze wat te eten mee kan nemen…

Ik kan natuurlijk nog uitgebreid beschrijven hoe lang ik moest wachten op de arts die mij kwam vertellen wat ik al wist. Dat ik niets mankeer en dat ik mogelijk een iets te lage bloeddruk had door de ontspanning na de inspanning. Jammer dat hij dit pas om kwart voor twee ’s middags kwam vertellen. Maar eind goed, al goed. Het blijft fijn dat mensen om je bekommeren en dat zowel in je hotel als in het ziekenhuis ondanks het onbegrip van tachtig kilometer lopen…

Laat een reactie achter

"De finish is niet het einde van het lopen..." (Ultraloper Jan Knippenberg)