In 2003 werd de eerste Ultratrail du Mont Blanc gelopen. Een legendarische editie waarbij slechts waarbij slechts 67 van de 722 gestartte lopers de finish in Chamonix haalden. Eén van die lopers die deze legendarische loop uitliep was Tom Hendriks. Ron Teunisse was de enige andere Nederlandse deelnemer. Hij besloot na ruim dertien uur lopen te finishen in Courmayeur.
Tom Hendriks is bij veel marathonlopers bekend als pacer. Geregeld loopt Tom met een ballon en een opvallend hesje tijdens een marathon de 3.15 uur groep te hazen. Tom zelf loopt de marathon binnen de drie uur maar heeft ook veel mooie ultralopen uitgelopen. Zo finishte hij in 2002 en in 2004 in de dubbele Zestig van Texel. Ook zijn derde plek in de 210 kilometer lange Elfstedentocht van 2002 mag er zijn.
Op UltraNed, de ultraloopwebsite, schreef Tom in 2003 zijn verhaal over die barre tocht door Frankrijk, Zwitserland en Italië. Twee fragmenten wil ik u niet onthouden:
“Na achtentwintig kilometer heuvel op en af – er is eigenlijk geen kilometer vlak in dit parkoers – begint het echte werk, op naar de Col des Fours met zijn 2665 meter. Ik had al voor de wedstrijd besloten heel behoudend te starten omdat de inspanning van 7500 hoogtemeters in 150 kilometers niet te overzien zijn en uitlopen dus het primaire doel wordt. Ik klim gestaag het pad op en inmiddels is het licht geworden. Nou ben ik er zo langzamerhand aardig aan gewend dat het een eeuwigheid lijkt te duren voor je boven bent, maar toch verrast zo’n berg je keer op keer. Eerst kijk je uit naar de boomgrens op tweeduizend meter om je vervolgens te realiseren dat je dan pas de helft gehad hebt. Bijkomstig probleem is het afnemende zuurstofgehalte boven de tweeduizend meter zodat de conditie daar ook niet beter van wordt. Eenmaal boven blijkt mijn vermoeden dat het allemaal goed begaanbare paden zijn gelijk de grond in geslagen te worden. Scherpe randen, losse keien, regen, mist en een flinke wind maken het geheel wat buitenaards. Het blijkt een aardige klus om deze col ongeschonden te bedwingen maar het enige wat ik even later opgelopen heb is een paar verschrikkelijk koude handen. Bij de verzorgingspost net voorbij de top staat Ron wat verwilderd om zich heen te kijken. “Dit heeft nix met lopen te maken!” roept hij me toe. Hij blijkt een paar keer uitgegleden te zijn en dat is geen geintje op zo’n parkoers. Ik stel voor om samen verder te gaan en we lopen rustig verder. De organisatie heeft bij aanvang de mogelijkheid geboden om op 70, 113 of 153 km te finishen, een mogelijkheid die Ron wil benutten en hij besluit om in Courmayeur te finishen.”
“Bij de afdaling van deze col stond een nieuwe verrassing klaar, modder! Het pad, voor zover je daar nog van kon spreken, was veranderd in een centimeters dikke modder laag. Nou is dat normaal al lastig lopen, maar als de helling ook nog eens 10 tot 30% daalt wordt het ronduit vervelend om nog maar te zwijgen van de stromende regen en het feit dat je in de lichtkegel van een hoofdlampje een gebied ziet ter grootte van twee bij twee meter. Ik worstel me voetje voor voetje naar beneden en lig binnen de kortste keren languit. De gebezigde uitspraken zijn absoluut niet voor herhaling vatbaar en ik ben vastbesloten om in Champex te stoppen, dit is gekkenwerk. Maar eerst moet er dan wel zevenhonderd hoogtemeters omlaag door deze rotzooi geploeterd worden om op een fatsoenlijk pad richting Champex te komen. Onderweg ga ik nog twee keer onderuit en de kluiten modder zitten inmiddels tot in mijn nek. Uiteindelijk kom ik op een fatsoenlijk pad en probeer er weer wat gang in te krijgen, vergeet het maar, het enige warme zijn mijn handen en de benen zijn koud en stram. Gelukkig gaat het wat minder regenen en ik voel me een half uurtje later weer wat beter, een voordeel van die bergen is wel dat het beneden een stuk aangenamer is dan boven. Lopen gaat wel maar eerst moet de boel wat opwarmen. Op 95 km kiep ik een paar bekers thee naar binnen en begin ik de ellende van de Col Ferret alweer te vergeten. Het vordert nu gestaag richting Champex. Ik herroep mijn besluit om in Champex te stoppen, die veertig kilometer kunnen er ook nog wel bij.”
Ik stelde Tom enkele vragen over de UTMB en zijn voorbereiding.
Wat maakt de UTMB zo bijzonder dat vele lopers al diverse keren meegelopen hebben in deze wedstrijd?
Ik denk dat de UTMB op zich niet zo speciaal is, afgezien van de voor Europese begrippen forse afstand en hoogtemeters wat in deze wedstrijd mensen trekt is niet zo verschillend in wat een mensen trekt om een marathon te lopen. Uitdaging, mensen zoeken uitdagingen, kan ik een marathon uitlopen, kan ik een marathon binnen een bepaalde tijd lopen, kan ik honderd kilometer lopen, dat is vaak de drijfveer om aan een dergelijk evenement mee te doen. Het gros heeft geen idee waar men aan begint.
Ikzelf heb destijds ingeschreven voor de uitdaging en nog een andere reden namelijk de omgeving, het is toch fantastisch om ergens te lopen waar in de wijde omtrek geen hond te bekennen is, de bergen maken het er nog mooier op. Met je loopschoenen dwars door beekjes of een sneeuwveld stampen, glibberen en glijden op modderpaden, dat is toch geweldig! Je voel je dan net een kleuter in een snoepwinkel!
Hoe bereidt je je voor op een bergloop van dit kaliber? Want heuveltraining in Zuid-Limburg voldoet mijns inziens niet.
Niet. Het is heel lastig voor Nederlanders om je hierop echt goed voor te bereiden. Ik liep wel wat herhalingen op de Spotters Hill (een berg zand van 25m hier in Hoofddorp) maar dat is natuurlijk peanuts. Veel in de duinen lopen natuurlijk. Wat ook altijd mijn makke is geweest is de hoogte, boven de tweeduizend zakt de conditie met sprongen, gelukkig komt dat weer goed als ik daal, maar toch! Het gaat natuurlijk ook om duurvermogen en karakter, daar heb je geen bergen voor nodig.
Wat zijn de moeilijkste momenten in deze wedstrijd, heb je je daarop kunnen voorbereiden? Merk je dat je bij een tweede of derde deelname hebt geleerd van de vorige editie?
Ha, ha, de tweede editie was het prachtig weer en was ik bij negentig kilometer de zon zo zat dat ik gestopt ben, de derde editie dacht ik na 25 uur wat doe ik hier en ben ook gestopt. Ik kon het mentaal niet aan om weer een nacht in te gaan. De eerste editie starten we om vier uur ‘s ochtends in plaats van zeven uur ‘s avonds in de latere edities. Dat heeft als voordeel dat je maar één keer de nacht in gaat. Aan de andere kant is het ook een kwestie van niet zeuren en doorgaan, maar dat moet je op dat moment wel kunnen. Bij dit soort uitspattingen moet je je wereld heel klein houden, de volgende post, de volgende bocht, weg, afslag verzin maar wat. Als je gaat denken “Jezus ik moet nog twintig uur” of “ik moet nog vijftig kilometer” ben je al bezig je graf te graven.
Wat neem je zoal mee in je rugzak, wat voor kleding en schoenen draag je?
Natuurlijk het door de organisatie vereiste materiaal. Ik kan best pissig worden op lieden die denken dat een het een fun run is en na de controle alles uit hun rugzak mieteren of niet met hun rugzak starten, maar zo’n klein flut tasje. Je praat over hoogalpien gebied, we hebben dit jaar weer in de krant kunnen lezen wat daar allemaal mis kan gaan, daar ben je zelf voor verantwoordelijk en NIET de organisatie. Dus als de organisatie eist dat je een muts mee neemt dan neem je een muts mee. Met geadviseerde spullen ligt het iets anders maar kun je ook beter naar de organisatie luisteren tenzij je jaren ervaring hebt en weet dat je het met de spullen die je hebt ook redt als het ineens sneeuwt bij windkracht zeven.
Ik heb dus water, een paar repen chocola, iets zouts (stengels, tuc of iets dergelijks), een paar krentenbollen en verder een thermo-shirt, waterdicht jasje, tight, muts, handschoenen, lampje, reserve batterijen, heel klein reserve lampje, fluitje, overlevingsdeken, wegwerpponcho en natuurlijk een paar euro. Tegenwoordig doe ik de trails op Salomons, maar alle UTMB’s liep ik op gewone Asics.
Is het mogelijk om in een paar zinnen te beschrijven wat voor jou de hoogtepunten waren uit je loopleven?
Elke keer dat ik er op uit trek om ergens naartoe te lopen is een avontuur op zich. Maar als ik heel eerlijk ben zijn de tochten waar bijna iedereen het loodje legt wel de mooiste om uit te lopen. Onze helaas te vroeg overleden loopcollega Guus verwoorde het eens als volgt : “Hoe slechter het weer en hoe meer modder des te mooier de loop” en zo is ‘t maar net. Je moet het voor jezelf doen niet voor de ranglijsten of publiciteit. Wie weet er nog wie er in 2003 wereldkampioen was op de 100km, geen hond.
Het artikel over die eerste, legendarische UTMB is terug te vinden op UltraNed.
Dit verhaal is in 2008 geschreven voor Losse Veter.